|
||||||||
|
“Zum Roten Igel”, dat was de naam van het Weense café-annex-concertzaaltje in Wenen ten tijde vanBrahms en Schubert, waar beide heren graag mochten vertoeven, omdat er vaak Romani-muzikanten kwamen spelen en, zoals onderhand iedereen weet, die gasten konden met musiceren en improviseren overweg. Partituren lezen wad- s er niet bij: ze leerden alles op het gehoor helemaal uit het hoofd en, in combinatie met de virtuositeit die hen eigen is, creëerden zij de heerlijkste dansmuziek. De vijf muzikanten van dit ensemble, dat de afkorting van de naam van het café als bandnaam kozen, zijn eigenlijk een beetje de hedendaagse versie van de orkesten van toen: klassiek vermengd met volksmuziek, maar dan wel met partituren in de buurt en met klassieke scholing onder de arm. Klarinettist Ben Harlan en zijn kompanen zijn aan hun vierde plaat toe onder deze naam: na een radicale herwerking van Brahms’ klarinettenkwintet op “Brahms and the Gypsy”, was er een heel aparte lezing van het C-groot kwintet van Schubert op “Schubert at the Red Hedgehog” en werden op de derde plaat, “Cellar Sessions” zowel Chaplin als Bach en Taylor Swift aan de ZRI-behandeling onderworpen. Vandaag is er dus plaat vier en die draait helemaal om de Donau, de rivier die rijkdom bracht voor een flink deel van Europa en waarover nogal wat (romantische) composities het daglicht zagen. Naast Harlan maken ook zanger/cellist Matthew Sharp, accordeonist Jon Banks, violist Max Baillie en santouri-speelster Iris Pissaride deel uit van ZRI en het loont de oeite in het CD-boekje even na te lezen waar deze dame en heren allemal bij betrokken waren. Indrukwekkende opsomming, voorwaar en als je de tracklisting van deze plaat erbij haalt merk je al gauw dat deze muzikanten van nogal wat markten thuis zijn. Vanaf opener “Rondo alla Turca” van Mozart over Satie’s “Gnossienne n°1”, Rossini’s “Willem Tell Ouverture” en de “Pizzicato Polka” van Strauss, met passages bij Brahms, Chopin, kom je bij de afsluitende “Impromptu in Gb Majeur” van Schubert. Dat zijn de voor iedereen bekende ankerpunten van deze muzikale reis, die echter pas helemaal interessant wordt, als je gaat luisteren naar de minder bekende en vaak Csardas-geïnspireerde melodieën van Béla Kéler, Sultan Abdulaziz , Joszef Riszner, Béla Radics en Nikos Skalkottas, wiens “Kleftikos Sirto” voor mij het allermoooiste nummer van de plaat is. Een klein uurtje muziek van bij momenten duizelingwekkend niveau is het resultaat van deze plaat, gemaakt door mensen, die kennelijk heel goed weten waar ze mee bezig zijn: ze jagen geen effecten na, maar leggen wel haarfijn uit waar de verbindingen tussen folk en klassiek te vinden zijn. Daar kan een mens flink wat van leren, zo mocht ik ondervinden. Fijne plaat, die zich leent tot beluistering onder zowat alle omstandigheden.. (Dani Heyvaert)
|